Basisstof 5. Spieren
Doelstelling 8.
Je moet de werking van spieren kunnen beschrijven. • Een spier zit met pezen aan beenderen vast. – Pezen kunnen zich niet samentrekken. • Een spier kan zich samentrekken. – Een spier die zich samentrekt, wordt korter en dikker. • Antagonisten: spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft. – Bijv. armbuigspier en armstrekspier. Deze basisstof gaat over spieren. Je hebt al geleerd dat gewrichten en kraakbeenverbindingen tussen je botten beweging mogelijk maken. Maar daar zijn wel spieren voor nodig.
Spieren kunnen niet duwen. ze kunnen alleen samentrekken. spieren worden dan korter en dikker. Omdat spieren alleen maar kunnen samentrekken en kunnen ontspannen, kunnen ze ook maar een beweging in één richting veroorzaken. Als je wilt dat het bot de andere kant op beweegt, moet een andere spier in de andere richting trekken. Zo zijn er dus bijvoorbeeld 2 spieren nodig om een arm te laten buigen en strekken. Spieren die op die manier samenwerken noemen we antagonisten. In de link hieronder leer je meer over antagonisten.
Hier klikken om te bewerken.
|
|